Mr.Cools' Planet - Welkom! Welcome!

Traveling and Writing
This website is about traveling and writing. Being on the move and being emotionally moved. Two different but interconnected things. Spotting places and losing your heart. Temples, pyramids, cities and ruins, forests and mountains, valleys and rivers, volcanoes and lakes, daily life in the streets, the world as habitat for writing.
Read on: In the year 2000

The Author
Derk Cools was born in 1939 in Den Haag / The Haque, the Netherlands. He got his degree in social geography and economics at the University of Utrecht(1958). As a civil servant with the Ministry of Economic Affairs, he developed expertise in regional (economic) planning at home and abroad. In 1994, he retired and moved to the Netherlands Antilles, the island of Curacao. Read on: Since 1995, he traveled

De wolvin van San Gimignano

De wolvin van San Gimignano

Hoe lang het geleden is dat ik Bartelomeo in San Gimignano ontmoette, ik weet het niet meer. Te lang, zou ik zeggen. Toen we elkaar daar  tegenkwamen, was ik in de kracht van mijn jaren. Hij had toen mijn leeftijd van nu. Ik vond  hem oud, maar hij was  nog vitaal en goedlachs. Al jaren  was hij alleen. De mensen praatten niet vaak met hem en hij niet met de mensen. Er gebeurden geen opzienbarende dingen in zijn leven.  

Op het postkantoor kwam hij zelden, hoorde ik later, alleen nog voor brieven van zijn buurvrouw, die analfabeet was. Hij mocht haar de brieven voorlezen. Dan ging hij tegenover haar aan tafel zitten met de rug tegen het licht, zodat hij geen moeite had  het handschrift van haar oude geliefde te ontcijferen. Ze was nu te oud voor de liefde en daarover gingen de brieven ook niet. Toen ze jong was, liepen de jongemannen achter haar aan. Bartolomeo vond haar nog steeds aantrekkelijk ook al waren haar borsten verzakt en scharnierden haar heupen stroef. Ze was nog ondeugend en keek na het voorlezen hem altijd verheerlijkt aan. Op een dag hoopte hij haar toch nog eens.. Ach houd op Bartelomeo, het is mooi geweest, hoort hij haar zeggen en dan pakt hij mismoedig zijn stok en wandelt naarbuiten, zijn eigen eenzaamheid in.

Aan de brieven had Bartelomeo een voorliefde overgehouden voor postzegels met exotische dieren. De dierentuin in de stad was al jaren gesloten wegens geldgebrek. Hooi en maïs waren te duur geworden, vlees onbetaalbaar en water soms niet voorradig. Vaak stonden de putten in de stad droog, moest water in koelwagens van het land worden aangevoerd, waren de belastingen volgens de burgemeester en wethouders al veel te hoog. Ze zouden  niet  herkozen worden en daarom ging de dierentuin dicht - voorgoed dicht. Op de lege plek was een monument van plexiglas geplaatst waarin de dieren die hier ooit hadden gewoond stonden uitgeknipt. De leeuw met zijn verroeste manen, de giraf, die de laatste jaren hinkte, de  panter, die de hele dag onder een struik lag alsof hij er al niet meer was. En niet te vergeten de apen, die ruzie maakten om de spijlen in een eindeloos spel van eerst ik en dan jij en jij niet. Bartelomeo ging ook altijd  kijken naar de stille wolvin. Zij was het laatst levende dier en zat alleen in een hok. Zij keek niet op of om wanneer Bartelomeo zijn pijp rookte op het bankje tegenover de kooi. Haar gele ogen ontweken hem. Bartelomeo had de directeur gevraagd of de wolvin niet kon worden teruggezet in de natuur. Deze had hem verbaasd aangekeken en gezegd een wolvin is gevaarlijk in de vrije natuur, waarvan de directeur blijkbaar bar weinig wist. Alle dieren waren uiteindelijk verkocht, opgegeten of gewoon verkwanseld behalve de wolvin, die was ooit ontsnapt en niet meer gezien. Van haar ging het verhaal, dat zij zich nog in de buurt van het stadje ophield. Heimwee of gewoon omdat wolven leven van kleinvee, dat ze bij tijd en wijle van mensen roven. In de late avond hoorde je de wolvin wel eens huilen, zei men.   

Bartolomeo hield van de heuvels en de kronkelige bomen, die hier al eeuwen stonden. Meer dan van de mensen. Maar al te vaak hadden ze hem uitgelachen, wanneer hij over de verdwenen dieren vertelde en over de wolvin. Men zei dat ze misschien zijn overleden vrouw was in de huid van een wolvin, hoewel niemand zijn vrouw had gekend. Ze was jong gestorven nog voordat hij naar het stadje gekomen was. Ze hadden samen geleefd op de boerderij met varkens, koeien en paarden. Hij was een boer in de stad.

Hoe ik in San Gimignano terechtkwam, kan ik me niet meer herinneren. Zo’n beetje als bij een sprong met een polsstok waarmee je langzaam opstijgt, steeds hoger door de lucht en op het allerhoogste punt van stilstand ineens het gevoel van vrijheid krijgt en je aan de daling begint om plots op je rug aan de overkant van de sloot in het gras te liggen. Zo kwam ik in het weitje buiten de stad terecht.  San Gimignano staat in mijn geheugen als een stadje uit mijn blokkendoos. Stevige eikenhouten blokken waarmee ik huizen, muren en torens bouwde, die door hun eendere kleur één geheel vormden. Wanneer ik de foto’s van het stadje bekijk, kan ik het weitje niet meer terugvinden. Ik vraag me af of het er ooit geweest is. Misschien was het verbeelding zoals ook het stadje zelf.

Wanneer San Gimignano ontstaan is, verwoest en weer opgebouwd, de kronieken zwijgen er over. Maar de torens zijn het bewijs van een strijdbaar verleden. Hier ging men elkaar van dichtbij te lijf met pijlen. Maar terzake. Het was zomer en het had in geen dagen, geen weken geregend. Iets wat gebruikelijk is in deze streek ver van de mediterrane kust. Het land was droog, bezig in te krimpen. In de lucht dreef een gele stof die het land, de huizen en torens overdekte. Voor oudere mensen was de stoflucht soms zo bedreigend, dat ze naar de kust werden gebracht om weer op adem te komen. De meesten  konden zo’n uitstapje naar zee best waarderen. Ze vertrokken in bussen en werden omstandig uitgewuifd. Gesterkt kwamen ze terug en voelden zich als de torens van de stad, stoer en onverwoestbaar. Bartelomeo ging nooit mee.

Ik bevond me, zoals gezegd, onverwacht aan de voet van het stadje, dat zonder ommuring, stadswal of  gracht opkroop uit de okerkleurige grond. Nergens vond ik een naambord van het stadje. Iedereen wist dat dit San Gimignano was.  Ik wandelde door de nauwe straatjes. Ook zij droegen geen naamplaatjes. De huizen, die tegen elkaar aan waren gebouwd, zowel naast als boven en onder elkaar, zeg maar zoals een bijenkorf er van binnen uitziet, hadden een donkere okerkleur. De torens waren opgetrokken uit hetzelfde grondmateriaal, vermoedelijk leem, een mengsel van lokale klei en Sahara-zand door de sirocco-wind eeuw na eeuw hierheen geblazen in hete, droge zomers. Ook de torens waren naamloos. Ja, de torens, zij waren de reden van mijn komst.  Zij waren de grote bezienswaardigheid van San Gimignano. Ik kwam, herinner ik me nu, van Sienna met zijn hellend plein, de stad van de zomeropera in de buitenlucht.

Ach vergeef me, dat het zo lang heeft geduurd om in San Gimignano te komen, waar Bartelomeo me opwacht in een smal straatje. Hij zit voor zijn deur in de schaduw van de zesde toren, wanneer je de torens telt vanuit het oosten. Het is laat in de middag, de zon over het hoogtepunt heen. Okerkleurig en tanig is Bartelomeo een oude man. Hij is de eerste bewoner, die me toeknikt. Ik vraag hem de weg naar de kerktorens. De kerken, zegt Bartolomeo en lacht. Hij zwaait met zijn pijp. U denkt, ja, u denkt werkelijk dat het kerktorens zijn? Wat een idee! Ik had het zelf kunnen bedenken. Ja, ja, aan Barteleomeo zit al jaren een steekje los, nietwaar? Hij is van het land, een boer die verhalen vertelt over dieren en over de torens van de stad alsof hij ze heeft zien bouwen. Wat een verbeelding. En geamuseerd, maar een beetje beledigd, zegt Bartelomeo: vraag het haar, hierboven. Hij roept hikkend van de lach naar de buurvrouw, die uit het raam hangt en vraagt wat er aan de hand is. Zij begint te lachen. En uit steeds meer vensters buigen vrouwen zich gevaarlijk diep, bijna frivool voorover en beginnen luid te lachen. Het gelach verspreidt zich door de straatjes, tussen de torens door, verdwaalt en keert  echoënd  terug. Nu komen uit de huizen en cafés mannen naarbuiten. Ook zij kunnen zich niet langer bedwingen en jagen hun lach door de straatjes omhoog tegen de gevels van de torens.


Ik ben de eerste die het ziet en wijs omhoog naar de zesde toren. Een dun lijntje kruipt langzaam door de muur van de toren, zoekt zigzaggend zijn weg naar het platform, dat begint te schudden. Ook Bartelomeo kijkt omhoog, volgt met zijn pijp in de hand de scheur, die zich door het pleisterwerk trekt en halverwege de toren naarbeneden duikt en een nieuwe scheur opent. Een scheur die zich verwijdt, verstopt en weer tevoorschijn komt. Niemand die weet hoe het lachen te stoppen en het scheuren van de toren een halt toe te roepen tot Bartelomeo opstaat en roept ‘stoppen met lachen’. Het is niet de eerste keer dat ze hem voor gek verslijten. Het gelach zwelt verder aan. Bartelomeo begint te trillen, zijn ogen sperren zich open wanneer hij met bibberende vinger wijst naar de  scheuren in de toren. Naar het zwart dat door de scheuren naarbuiten puilt, een gitzwarte kop met geel lichtende ogen en tenslotte de wolvin zelf met een akelige schreeuw uit de toren springt en naarbeneden stort. Bartelomeo rent naar haar toe, opent zijn armen, probeert haar in zijn armen te sluiten. Nooit eerder heb ik een man zo hoog van de grond zien springen zo impulsief als alleen een geliefde kan doen. Even zie ik de twee zwevend tussen de torens in een gelukzalige omarming voordat ze tegen de kasseien slaan, Bartelomeo - het hoofd achterover - onder de zachte wolvin van zijn dromen. In het moment van ademloosheid, dat wel minuten lijkt aan te houden en de menigte verlamt, in die verwarring waarin de wereld van heel San Gimignano lijkt stil te staan,  ontsnapt de wolvin in de late namiddag. Drie dagen later wordt Bartelomeo begraven op het kerkhof onder belangstelling van het hele stadje. Ik was de laatste die de begraafplaats verliet. Toen ik mij omkeerde bij de uitgang meende ik even het zilverend lijf van de wolvin te zien. Ter ere van Bartelomeo heeft de burgemeester opdracht gegeven in het monument van plexiglas ook de wolvin uit te knippen. Iedereen die nu San Gimignano bezoekt kan de stille wolvin bekijken, die sinds de dood van Bartelomeo niet meer in het stadje verschenen is. En de straat van de zweefsprong heet in de volksmond nog steeds de  Bartelomeostraat.

Geen opmerkingen: