Een stuk brood
Zij zit er elke dag, op de grond in een ruim geplooide jurk, waaronder haar
verdwenen voeten. Het is haar plek. Ze heeft geen vergunning, ze zit er zoals
een plant, gegroeid uit een zaadje onder een boom. Soms heeft ze een twijgje in
haar hoofddoek soms een vruchtje. Naast haar liggen tassen en zakken als een
knobbelige piramide gestapeld. Haar bibelebonse berg. Daarnaast ligt een hond –
haar hond? Een hond die niet blaft, niet blaffen kan. Een magere hond, die
altijd honger heeft en snuffelt aan de tassen van de piramide. Soms schuilt hij
even met zijn kop onder haar rokken. Heel zelden staat hij op, loopt een
rondje, plast achter de muur verderop. De vrouw haalt de hond aan en geeft hem
een stuk brood. Even kijkt ze achterom en wanneer ze de hond streelt, schrikt
ze. Haar hand glijdt over een gelooide, oude huid en fladdert op. Ze geeft een
gil. Onder de zomen van haar jurk kruipt een oude leguaan vandaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten